Koepel als kroon op Vogeleiland
Tuinarchitect Springer maakte van het ravelijn een romantisch eilandje
In de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden liet prins Maurits nieuwe verdedigingswerken aanleggen rondom Deventer: een bolwerk, met stadsgracht en hoge aarden wallen om kanonskogels op te vangen. Onderdeel van deze vesting waren de vooruitgeschoven eilandjes waarmee zwakke plekken in de stadswal werden afgeschermd. Deze ravelijnen hadden een lage kant aan de stadszijde en een hoge kant om vanaf te kunnen schieten. Vogeleiland was ooit zo'n ravelijn.
In de negentiende eeuw had de vesting haar militaire functie verloren en het bolwerk werd gebruikt als wandelroute rondom de dichtbebouwde stad. Dit gebeurde niet alleen in Deventer maar door heel Europa. In Parijs heette de route over het bolwerk de ‘Boulevard’, een verfransing van het woord bolwerk. De wandeling in Deventer ging het 'Rijsterborgherpad' heten, naar de ingenieur der genie, kapitein J.H.L. Rijsterborgh, beheerder van de vestingwerken.
Meer ruimte voor de stad
In 1874 werd de Vestingwet aangenomen. Daarmee werd het mogelijk de bolwerken af te breken om de overbevolkte stad meer ruimte te geven voor uitbreiding. Het ging om meer dan alleen de vesting zelf; ook het daarbuiten gelegen schootsveld mocht nu bebouwd worden. Nu er veel meer ruimte was voor uitbreiding, wilde de gemeente op het bolwerk en de bastions nieuwe villa’s laten bouwen. Op de buitengracht en de ravelijnen moest een park komen en in het schootsveld kwam ruimte voor de eerste stadsuitbreiding: de Voorstad en het spoor. Het leger gaf echter bepaalde delen van de vesting niet op: zo bleven de Boreelkazerne en de bijbehorende stallen op de Pikeursbaan staan. In de vroege jaren 80 van de negentiende eeuw werd de vesting afgebroken. Stadsbouwmeester Metzelaar was in 1877 al begonnen met het maken van een schetsontwerp voor het huidige Rijsterborgherpark.
Tuinarchitect Leonard Springer
Het stadsbestuur besloot echter dat de stadsbouwmeester niet de aangewezen figuur was om een parkontwerp te maken. Men overwoog een prijsvraag uit te schrijven, maar zag daar vanaf als de jonge tuinarchitect Leonard Springer uit Amsterdam zichzelf onverwacht meldde. Hij mocht het ontwerp gaan maken. Springer ontwierp een park in romantische landschapsstijl, volgens de mode van het moment. Met de grond die uit de vergraving van de Buitengracht kwam, maakte hij drie heuvels in het park. Het werd al gauw het Bultenpark genoemd. Als herinnering aan de inmiddels verdwenen vestingwerken maakte Springer van het ravelijn bij het station een schilderachtig eilandje. De Verfraaiingsvereeniging Daventria, die in 1888 werd opgericht bij de inrichting van het Rijsterborgerpark, liet op Vogeleiland een volière bouwen die was ingericht voor ‘pauwen, faisanten, andere hoendersoorten en duiven’.
Springer maakte in 1878 in Parijs kennis met het werk van de beroemde landschapsarchitect Adolphe Alphand, die met de stedenbouwkundige Georges-Eugène Hausmann Parijs geheel opnieuw had vormgegeven. Alphands uitgave ‘Les promenades de Paris’ uit 1873 was inmiddels dé internationale handleiding voor het ontwerpen van een stadspark. In dit boek stonden niet alleen voorbeelden van beplanting en inrichting maar ook fonteinen, pompen en straatmeubilair. Alphand liet zien hoe je de natuurbeleving kon verhevigen door bestaande hoogtes te versterken met kunstrotsen, hang- en spoorbruggen en grotten bekroond met koepels. Zo kon de wandelaar even de stad achter zich laten en zich in de bergen van het Massif Central met zijn dramatische vergezichten wanen.
Berglandschap met miniatuur-spoorbrug
Springer paste deze ontwerpprincipes één op één toe bij het vormgeven van het Rijsterborgherpark. In het ontwerp liet Springer de stadsgracht vergraven tot een brede, spiegelende rivier. Op Vogeleiland kwam een berglandschap, met een miniatuur-spoorbrug. Er ontsprong een kronkelende beek vanuit een nevelfontein voor een diepe grot. Op het hoogste punt van Vogeleiland kwam, geheel in de sfeer van Alphand, een kunstzandstenen koepeltje, bovenop een kunstmatige grot. De grot werd bekroond met een romantische koepel. Vanuit deze koepel, die via circa 1905 circa 1910 slingerende paden te bereiken was, kon je over een vallei terugkijken op de stad, en zag je over de daken de toren van de Lebuinuskerk.
De koepel had het begeleiding comité gevonden in Amsterdam, op de Koloniale Landbouwtentoonstelling van 1883. Op een foto van de tentoonstelling (de eerste foto hierboven) is de koepel goed te zien. In de legenda bij de plattegrond van de tentoonstelling werd Kunstzandsteenfabriek ‘De Amstel’ genoemd als exposant. Kunstzandsteen, een voorloper van beton, werd in mallen gegoten en kon daarom in allerlei architectonische vormen worden gestort, zoals bijvoorbeeld zuilen, kapitelen en tuinvazen.
Herinneringsdoek van de Koloniale Tentoonstelling Amsterdam 1883 | Bron: Wikimedia
Na de Tweede Wereldoorlog raakte het ‘eilandje’ steeds verder in verval. De koepel werd verwijderd wegens verregaande staat van bouwvalligheid. In de jaren 50 werd het park vernieuwd. Van de historische, rijke beplantingskeuze van Springer bleef niet veel over. Vogeleiland werd sindsdien enkele keren opgeknapt, maar het sleutelstuk, het koepel-op-grot-ensemble van Springer, moet nog steeds in ere hersteld worden.
Daaf Ledeboer
Dit artikel is geschreven door Daaf Ledeboer en is ook te vinden op pagina 78 -81 in het Deventer Jaarboek 2025.
Daaf is zelfstandig adviseur/procesmanager en ontwerper op het gebied van stedelijke herontwikkeling, erfgoed, herstructurering en stedelijke vormgeving; directeur van de Ter Borch Stichting, Lid van de programmaraad Architectuurcentrum Rondeel Deventer en voorzitter van de Deventer Bomenstichting.