Het Vogeleiland, onderdeel van het rijksmonumentale Rijsterborgherpark in Deventer, heeft zijn naam natuurlijk te danken aan de vogels. Niet alleen wilde vogels weten het eiland te vinden, ook worden er diverse soorten siervogels gehouden. In deze serie belichten we de verschillende vogelsoorten. In deze aflevering maken we kennis met de gezellige keuvelaars van volière De Grot: de graskarpiet.
Warm plekje
Waarschijnlijk is de grasparkiet de bekendste van alle parkietensoorten. Met zijn gezellige gekeuvel en fraaie kleurenpracht heeft deze vogel zich een warm plekje veroverd in het hart van menig vogelvriend. Het is een heel sociaal diertje. Wil je beginnen met het houden van grasparkieten? Dan doe je er goed aan om minstens een paar exemplaren te bemachtigen.
Weer Gould
De grasparkiet (Melopsittacus undulatus) komt van oorsprong uit Australië en is daar een algemeen voorkomende soort. In Korea en Japan bestaan verwilderde populaties en redt deze vogel het prima op eigen kracht. In 1840 worden de eerste exemplaren naar Engeland verscheept, alweer door natuurvorser John Gould. In het wild is de lichaamskleur van de grasparkiet groen met een zwarte golftekening op kop, schouders en vleugels; de zogenaamde ondulatie. Inmiddels zijn er heel veel kleurmutaties ontstaan. De grasparkiet komt letterlijk in alle kleuren van de regenboog voor.
Engelse standaard
Al ruim anderhalve eeuw wordt de grasparkiet massaal gehouden in Europa. Met name in Frankrijk waren grote kweekcentra met afzet over het hele continent. Bij de kweek zijn in de loop der tijd twee kweekrichtingen ontstaan. Van nature meet een grasparkiet van kop tot staart zo’n 20 cm en weegt ongeveer 35 gram. Door selectie op formaat ontstonden in Engeland in de jaren 1950 veel forsere vogels. In Nederland kregen deze vogels de naam Engelse grasparkiet. Dat wil zeggen, in de volksmond. Want de Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers (NBvV) hanteert tot op heden voor dit type de naam Standaard grasparkiet.
Tegenbeweging
De keerzijde van de aandacht voor het forse formaat is dat de kleurintensiteit er wat bij inschoot. Een tegenbeweging kwam op gang met de introductie van de zogenaamde kleurgrasparkiet: een kleiner vogeltje met een lengte van 18 tot 20 cm en met een veel bonter en intenser verenkleed. Inmiddels zijn deze kleurgrasparkieten in Nederland stukken populairder dan de Engelse of Standaard grasparkiet.
Droogstoppels
Het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes is bij grasparkieten te zien aan de kleur van de neusdopjes. Die zijn blauw bij mannetjes en bruin bij de vrouwtjes. De grasparkiet zweert bij het eten van zaadjes. Net als de meeste vogels pellen ze de zaadjes af en eten alleen de kern. De schilfertjes die overblijven geven wat rommel. In Amerika hebben ze daar iets op gevonden: zogenaamde pellets. Daarbij zijn de schilfertjes in de fabriek al verwijderd. De grasparkiet laat het zich goed smaken als hij er eenmaal aan gewend is. Grasparkieten kunnen met heel weinig drinken toe. Daarom kunnen ze zich ook goed handhaven in woestijnachtige gebieden. Je ziet dat terug in hun poepjes: geen natte kledders, maar haast een soort droge korreltjes!
Dit is voorlopig de laatste vogelblog. Maar niet getreurd! Want na het buitenseizoen komen we terug met een nieuwe reeks artikelen. Deze artikelen zijn mede tot stand gekomen dankzij de inbreng van de Deventer Vogelvrienden, dé Deventer vereniging voor liefhebbers van cultuurvogels. Meer weten? Kijk op www.gekleurdezanger.nl of neem contact op met je vragen en opmerkingen.